Jurisprudentie
BD7959
Datum uitspraak2008-07-10
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers332205 HA VERZ 08-39
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2008-07-21
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers332205 HA VERZ 08-39
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Verzoeker is te laat met het zich kandidaat stellen voor de verkiezingen van de ondernemingsraad. De verzoeker gaat tegen deze beslissing in beroep en wil alsnog op de kandidatenlijst geplaatst worden. De kantonrechter wijst het verzoek af.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Kanton – Locatie Zutphen
Zaaknummer: 332205 HA VERZ 08-39
afschriften aan: mr. S.J.E. van Bergen en mr. A. Joosten
verzonden d.d.:
beschikking van de kantonrechter d.d. 10 juli 2008
in de zaak van:
de heer [verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. S.J.E. van Bergen, advocaat te Groenlo,
tegen:
De Ondernemingsraad van Connexxion Tours B.V.,
gevestigd te IJsselmuiden,
verweerster,
gemachtigde: mr. A. Joosten, advocaat te Utrecht.
Partijen worden hierna aangeduid als [verzoeker] respectievelijk de ondernemingsraad.
1. Het procesverloop
Dit verloop blijkt uit:
- een verzoekschrift, binnengekomen ter griffie op 11 april 2008;
- een verweerschrift;
- de mondelinge behandeling op 3 juli 2008, waarvan de griffier aantekening heeft gemaakt.
2. De feiten
2.1 [verzoeker] is bij brief van FNV Bondgenoten van 8 maart 2007 kandidaat gesteld voor de op 1 mei 2007 te houden verkiezingen voor de ondernemingsraad van Connexxion Tours (hierna: de ondernemingsraad). Bij brief van 15 maart 2007 gericht aan FNV Bondgenoten heeft de verkiezingscommissie van de ondernemingsraad die kandidatuur afgewezen, op de grond dat deze na de sluitingsdatum van 1 maart 2007 gesteld was. Nu slechts één kandidaat voor de vestiging IJsselmuiden overbleef, is deze vervolgens zonder verkiezingen benoemd in de ondernemingsraad.
2.2 Bij brief van 6 december 2007 heeft [verzoeker] geprotesteerd bij de bedrijfscommissie voor het wegvervoer, kort gezegd aanvoerende dat de kandidaatstelling volgens de reglementen pas sloot op 13 of 20 maart 2007 en dat er (in de vestiging IJsselmuiden) dus nieuwe verkiezingen moesten volgen.
2.3 Bij brief van 30 januari 2008 gericht aan de bedrijfscommissie heeft de (verkiezingscommissie van de) ondernemingsraad de grief van [verzoeker] van de hand gewezen.
2.4 Op 6 februari 2008 heeft de bedrijfscommissie onder meer het volgende bericht aan [verzoeker] en aan de voorzitter van de verkiezingscommissie:
"Helaas is nu al voorzienbaar dat wij niet in staat zullen zijn om ons verslag van bevindingen uit te brengen binnen de wettelijke termijn van twee maanden. Derhalve zouden wij de termijn voor het uitbrengen hiervan dan ook met maximaal 2 maanden willen verlengen. Behoudens tegenbericht gaan wij ervan uit dat u met deze verlenging kunt instemmen."
2.5 Nadat partijen hadden bericht geen behoefte aan een hoorzitting te hebben, heeft de bedrijfscommissie bij brief van 13 maart 2008 haar verslag van bevindingen aan partijen aangeboden. De conclusie van het verslag luidt: "Nu de betreffende kandidaatstelling niet is geaccepteerd door de verkiezingscommissie hebben er ten onrechte geen verkiezingen plaatsgevonden voor de vestiging IJsselmuiden. De Bedrijfscommissie adviseert om de verkiezingen voor de vestiging IJsselmuiden alsnog te laten plaatsvinden."
3. Het verzoek en het verweer
3.1 [verzoeker] verzoekt thans primair om de ondernemingsraad te gebieden voor de vestiging IJsselmuiden alsnog ondernemingsraadverkiezingen te laten plaatsvinden aan de hand van een kandidatenlijst met inachtneming van de kandidaatstelling van [verzoeker], subsidiair om te bepalen dat de ondernemingsraad gevolg dient te geven aan het bij of krachtens de Wet op de ondernemingsraden (hierna: WOR) bepaalde voor wat betreft de kandidaatstelling voor en verkiezing van de leden van de ondernemingsraad, een en ander onder verbeurte van een dwangsom als nader in het verzoekschrift omschreven.
3.2 De ondernemingsraad heeft zich primair op het standpunt gesteld dat het verzoek niet ontvankelijk is, nu het na ommekomst van de in artikel 36 lid 3 genoemde termijn is ingediend. Op het overige verweer van de ondernemingsraad wordt zo nodig in het navolgende ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 De kantonrechter zal eerst de ontvankelijkheid van het verzoek beoordelen en overweegt daartoe het volgende.
4.2 Ingevolge artikel 36 lid 1 van de WOR kan iedere belanghebbende de kantonrechter onder meer verzoeken te bepalen dat de ondernemingsraad gevolg dient te geven aan hetgeen bij of krachtens die wet is bepaald omtrent de kandidaatstelling voor en de verkiezing van de leden van de ondernemingsraad, voorzover dit van de ondernemingsraad afhangt. Ingevolge artikel 36 lid 2 van de WOR is een verzoek aan de kantonrechter niet ontvankelijk indien de verzoeker niet vooraf schriftelijk de bemiddeling van de bedrijfscommissie heeft gevraagd. Indien geen minnelijke schikking wordt bereikt, brengt de bedrijfscommissie binnen twee maanden nadat haar bemiddeling is gevraagd aan partijen schriftelijk verslag uit van haar bevindingen, terwijl de bedrijfscommissie die termijn met instemming van beide partijen met ten hoogste twee maanden kan verlengen, aldus laatstgenoemde bepaling. Ingevolge artikel 36 lid 4 van de WOR wordt het verzoekschrift aan de kantonrechter ingediend binnen dertig dagen nadat de bedrijfscommissie haar advies aan partijen heeft uitgebracht, doch uiterlijk binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn genoemd in artikel 36 lid 3 van de WOR.
4.3 Tussen partijen is niet in geschil dat het onderhavige verzoek alleen dán niet te laat is ingediend als de termijn bedoeld in artikel 36 lid 3 WOR rechtsgeldig is verlengd. [verzoeker] houdt dit laatste staande op grond van de onder de feiten genoemde brief van de bedrijfscommissie van 6 maart 2008 en het uitblijven van het daarin genoemde tegenbericht. De ondernemingsraad kan zich met die zienswijze niet verenigen. Zij stelt zich op het standpunt dat termijnverlenging alleen mogelijk is met expliciete instemming van beide partijen. Voorts voert zij aan dat de brief van 6 maart 2008 noch haar, noch de geadresseerde (de voorzitter van de verkiezingscommissie) heeft bereikt, wat ook geen wonder is nu die brief noch is verzonden naar het adres van de ondernemingsraad, noch naar het privé-adres van geadresseerde, maar naar een vestiging van Connexxion in Leidschendam.
4.4 De kantonrechter kan in het midden laten of de instemming met termijnverlenging als bedoeld in artikel 36 lid 3 WOR ook stilzwijgend gegeven kan worden, nu uit geen enkele gedraging (stilzitten daaronder begrepen) van de ondernemingsraad zodanige instemming valt af te leiden. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de aankomst van de brief van 6 maart 2006 heeft [verzoeker] geen bewijs bijgebracht of aangeboden. Het enkele feit dat een eerdere brief aan dezelfde geadresseerde op hetzelfde adres wel is aangekomen, is daartoe onvoldoende. Het moet er dus voor worden gehouden dat meergenoemde brief de ondernemingsraad niet heeft bereikt, zodat uit het niet-reageren – nog daargelaten dat het verzoek was gericht aan de voorzitter van de verkiezingscommissie – geen instemming kan worden afgeleid. Nu blijkens artikel 36 lid 3 termijnverlenging slechts mogelijk is met instemming van beide partijen, moet de conclusie zijn dat de termijn niet (rechtsgeldig) is verlengd en dat [verzoeker] binnen 30 dagen na ommekomst van die termijn zijn verzoek had moeten indienen.
4.5 [verzoeker] heeft, kennelijk subsidiair, nog betoogd dat hij op termijnverlenging heeft vertrouwd en mocht vertrouwen en dat de ondernemingsraad in strijd met de redelijkheid en billijkheid handelt door nu een beroep te doen op termijnoverschrijding, maar de kantonrechter kan hem hierin niet volgen. Voorop moet worden gesteld dat het hier gaat om fatale wettelijke termijnen, terwijl uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever er om voor de hand liggende redenen groot belang aan hechtte dat conflicten snel zouden worden afgehandeld. Dat [verzoeker] kennelijk heeft vertrouwd op aankomst bij de ondernemingsraad van de brief van 6 februari 2008, en op (al dan niet stilzwijgende) instemming door de ondernemingsraad met termijnverlenging, moet voor zijn risico blijven, nu dat vertrouwen niet door de ondernemingsraad is opgewekt. Evenmin valt in te zien dat het beroep van de ondernemingsraad op termijnoverschrijding in de gegeven situatie in strijd is met de redelijkheid en billijkheid, reeds omdat de ondernemingsraad onweersproken heeft verklaard dat zij bij ontvangst van de brief van 6 februari 2008 niet met termijnverlenging zou hebben ingestemd omdat zij toen al vele maanden aan de slag was.
4.6 De conclusie moet zijn dat het verzoek niet ontvankelijk is, zodat hetgeen overigens door partijen is aangevoerd geen bespreking meer behoeft. Gelet op de aard van het geschil en de verhouding tussen partijen zijn er termen de proceskosten te compenseren als hierna vermeld.
5. De beslissing
De kantonrechter, beschikkende:
verklaart het verzoek niet ontvankelijk;
bepaalt dat ieder der partijen met de eigen kosten belast blijft.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.A.M. Smulders, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 juli 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.